Bruggen

Varend door de historische binnenstad van Leiden passeer je veel bruggen. Beweegbare bruggen worden door een brugwachter bediend, bij de brug zelf of met camera’s op afstand. Als je een beweegbare brug nadert, moet je snelheid verminderen en mag je geen andere boten inhalen. Lichten en borden geven aan of, en zo ja hoe, je mag doorvaren, en welke voorrangsregels gelden. Kun je onder een gesloten brug door, ga dan onder het juiste brugdeel door en let altijd goed op tegenliggers, vooral beroepsvaart.

Doorvaart toegestaan

  
brug buiten bedrijf     
doorvaart toegestaan, tegenliggende vaart mogelijk

 
brug buiten bedrijf 
doorvaart toegestaan, voor tegenliggende vaart verboden

  
vaste brug     
doorvaart toegestaan, tegenliggende vaart mogelijk

 
 vaste brug    
doorvaart toegestaan, voor tegenliggende vaart verboden

  
 vaste brug        
verboden buiten de aangegeven begrenzing te varen

  
vaste brug      
aanbeveling binnen de aangegeven begrenzing te varen

Sluizen

De lichten bij sluizen betekenen vrijwel hetzelfde als bij bruggen. Waar je aan moet denken als je een sluis in vaart?

• Zorg dat in elke boot een lange lijn, een pikhaak en een peddel aanwezig is.
• In grote sluizen (m.n. in het buitenland) moet iedereen een reddingsvest dragen. Gebruik bij voorkeur een halfautomatisch reddingsvest, dat zich opblaast als je aan een touwtje trekt, en niet vanzelf als het in het water komt.
• Vaar pas rustig de sluis in als het licht op groen staat en het rode licht uit is. Bij een smalle of volle sluis is een peddel nodig.
• Volg altijd de instructies van de sluiswachter op.
• Ben je met meer roeiboten, vaar dan door naar voren om ruimte voor de anderen te maken. Blijf op veilige afstand van grotere schepen.
• Houd afstand tot de sluisdeuren! Vaar niet te ver door. De afstand tot de sluisdeuren wordt vaak aangegeven met een markering op de muur. Dit geldt ook voor de sluisdeuren die achter je sluiten. NB Onder water bij de sluisdeuren zit een drempel. Daar kun op vast komen te zitten als het water zakt en je te dicht bij de deur achter je zit.
• Gebruik je lange lijn. Sla het om een beugel, bolder of touw aan de sluiswand, of een bolder boven op de sluiswand, maar knoop het nooit vast! Houd beide einden vast en zorg dat de lijn strak blijft staan om te zorgen dat de boot op zijn plaats blijft. Bij grote hoogteverschillen van de sluis moet de lijn worden overgenomen naar een lager of hoger gelegen houvast. Pas vlak voor het uitvaren laat je een eind los en haal je de lijn binnen.
• Met de pikhaak houd je afstand van de sluismuur en andere boten. Zorg dat je niet met het roer, de boegbal, een rigger, of de pikhaak klem komt te zitten.
• Als de sluis vol- of leegloopt, kan het flink stromen. Zoek van tevoren uit, of vraag ter plekke of je omhoog of omlaaggaat. Omhoog geeft meer stroming, vooral in kleine en ook in oude sluizen. Let op dat de stroming je niet van de kant af duwt.
• Houd de boot in balans. Als je met meer boten naast elkaar ligt, kun je elkaars boot vasthouden voor meer stabiliteit (‘vlotje’).
• Wacht met het uitvaren tot de deuren helemaal open zijn en het licht op groen staat en volg de evt. Instructies op. Geef zo nodig motorboten voorrang en blijf uit de buurt van de schroef. Gebruik zo nodig een peddel om de sluis uit te komen.